Aflevering 12: Schedels, Erasmus en de frenologie
Sommige mensen hebben, zo zegt men, een talenknobbel. Of een wiskundeknobbel. Aan de schedel zou je kunnen zien wie je bent of wat je kunt. Inmiddels is duidelijk dat de vorm en grootte van de schedel weinig zegt over onze persoonlijkheid of intelligentie. Toch is het idee hardnekkig.
Bekende schedels
De meeste schedels (en beenderen) zijn van naamloze mensen. Soms kun je die opgestapeld zien. Voorbeelden zijn de schedels in het Beinhaus in Oppenheim aan de Rijn (niet ver van Mainz) of de schedels in de Santa Maria della Concezione, aan de Via Veneto te Rome. Op beide plekken liggen schedels opgestapeld.
In de podcast gaat vooral over bekende schedels. Te denken valt aan Hamlet en de schedel van Yorick. Maar wat is dat toch met schedels? Het is de plek waar onze hersenen zitten. Onze ziel misschien zelfs? Schedels zijn de bewaardozen van hersenen. Ze zijn ook dat deel van het lichaam dat ons als mens een persoonlijkheid geeft. De interesse in hoofden en schedels (zie ook het boek van Frances Larson uit 2014 met de titel Severed: a history of heads lost and found en haar TEDtalk) ging in de late 18e eeuw en vroege 19e eeuw ver. Zelfs zo ver dat onderzoekers meenden dat je aan de schedel iets over de mens kon zeggen. Franz Joseph Gall (1758 – 1828) formuleerde een theorie genaamd frenologie die stelde dat aanleg en karakter door de groei van bepaalde hersendelen worden bepaald. Het karakter zou dan uit de vorm van de schedel kunnen worden afgeleid, die bepaalde knobbels zou vertonen (zoals wiskundeknobbel en talenknobbel).
Gall, Haydn, en de fantasie van frenologie
We gaan terug naar de 18e en vooral 19e eeuw. Gall begon met meten van schedels en trok conclusies over de geestelijke kwaliteiten van de mens aan de hand van diens schedel. Dat werd toen ook in de praktijk gebracht. Hoe?
Een intrigerend voorbeeld is de schedel van de componist Joseph Haydn. In 1820 is de componist al 11 jaar dood als de begraafplaats in Wenen geruimd wordt wegens een grootschalige renovatie. Men is het er snel over eens dat ze Haydns overschot elders een plekje moeten geven. Als het graf open is, komt men echter voor een grote verrassing te staan. De pruik van Haydn is er, maar zijn hoofd – dat is nergens te bekennen.
Haydn was op 1 juni 1809 begraven in Wenen (dag dat Napoleon Wenen binnenviel). Toch heeft Haydn niet lang ongestoord in zijn graf mogen liggen. Al na enkele dagen brak een doodgraver het graf open, in opdracht van Joseph Carl Rosenbaum, tevens een goede bekende van Haydn. Die bewonderde het werk van Gall Rosenbaum verzamelde hoofden en dat van Haydn was een hoogtepunt.
Het hoofd van Haydn was groen uitgeslagen, na slechts enkele dagen onder de grond, vermoedelijk door het warme weer. Dat én de ondraaglijke stank zorgden ervoor dat Rosenbaum moest overgeven toen hij het bestudeerde. Zijn conclusie was ondanks dat alles: de hersenen waren abnormaal groot!
Haydns hoofd zat in een houten kistje. Dat ging van hand tot hand tot het in handen kwam van het Weense Gesellschaft der Musikfreunde. Pas in 1954 (145 jaar na de begrafenis) werd de oorspronkelijke en de vervangende schedel (die men in het graf had gelegd) bij het lichaam geplaatst. Een graf met twee schedels dus!
Criminele schedels
Los van schedels van creatieve mensen was er ook interesse in de schedels van criminelen. In Groningen kreeg in 1806 anatoom Pieter de Riemer de geradbraakte lichamen van drie criminelen op zijn ontleedtafel. Het waren de leden van de beruchte Bende Zwartjesgoed. De Riemer was vooral geïnteresseerd in menselijke schedels vanuit frenologisch oogpunt. Waren de misdadige karaktereigenschappen af te lezen uit de vorm van de schedels, zoals Franz Joseph Gall beweerde? Om dat te onderzoeken had De Riemer een uitgebreide collectie schedels aangelegd. Die waren van mensen van wie hij wist of ze tijdens hun leven intelligent, misdadig of zelfs krankzinnig waren geweest. Nog in datzelfde jaar kreeg De Riemer bezoek van Gall zelf. Deze wees twee schedels aan als ‘duidelijke’ misdadigers. Helaas voor Gall bleken de twee schedels aan deugdzame burgers te hebben toebehoord.
De schedel van Erasmus
Erasmus, de humanist die geboren is in Rotterdam en schrijver van het boek De lof der zotheid, overleed in 1536 in Bazel. Hij werd begraven in de Munster (kerk) in Bazel. In 1928 is zijn graf geopend. Prof. Werthemann heeft toen het skelet en de schedel onderzocht. In 1948 is van de diverse (her)begrafenissen en grafopeningen een analyse van Erasmus schedel gemaakt.
Zijn schedel is te bewonderen in de centrale bibliotheek in Rotterdam. Althans, de schedel die in de Openbare Bibliotheek van Rotterdam ligt, is een afgietsel uit 1928. De eigenlijke schedel is zoek.
Is de schedel zoek?
Een magazine in Rotterdam deed recentelijk onderzoek. Waar is de schedel? Er is een afgietsel dus, maar daarvan vonden de schrijvers van het magazine dat het een nogal vreemde schedel is. Niet alleen heft de schedel een platte achterkant, zijn schedel is ook nog eens 30 procent kleiner dan gemiddeld. Toch opvallend, een intelligente man met een klein hoofd.
Klinkt dat bekend? Intelligentie aan de hand van de schedelomvang of vorm bepalen? Dat riekt naar frenologie.
Nog een kwestie: Erasmus leed aan syfilis. Dat zou een reden voor alle commotie omtrent de vermiste schedel. Dat bewust is geprobeerd om een draai aan de wekelijkheid te geven. Want syfilis is een ziekte die wordt geassocieerd met geslachtsgemeenschap. Het punt is echt dat deze ziekte veel voorkomend was in de tijd van Erasmus. Gelukkig beseffen de schrijvers van het magazine dat ze speculeren.
De 85-jarige professor Hans Rudolf Sennhauser uit Zwitserland is autoriteit in de archeologie en leider van het opgravingsteam in 1974. Hij is ervan overtuigd dat in 1974 de echte Erasmus is gevonden. Hij kan niet zeggen wat met de schedel is gebeurd of waar die is gebleven.
Goed verhaal is beter dan de waarheid
De magazine-schrijvers concluderen dat er iets vreemds aan de hand moet zijn. Maar is dat wel zo? Klopt het allemaal wel?
Van de Goot ontrafelde het mysterie over het verdwenen en te kleine hoofd van Erasmus. Conclusie: zijn hoofd was eigenlijk helemaal niet zo klein en had zeker geen effect op zijn intelligentie. En de schedel? Die ligt waarschijnlijk nog ergens onder de gerenoveerde kathedraal in Munster.
De conclusie is gerechtvaardigd: een goed verhaal is beter dan de waarheid.